Patroon

In de avond van 27 september 1660 ging het nieuws als een vuurtje rond en bracht gans Parijs op de been: Monsieur Vincent is dood ! Zijn laatste woorden waren : CREDO – SPERO … IK GELOOF – IK HOOP. 

Sinds weken verwachtte men er zich aan. Rijken en armen, prominenten en de gewone man van de straat hadden al die tijd de deuren van St. Lazare plat gelopen om de zieke te volgen. Koningin Anna informeerde elke dag naar zijn toestand. De Paus zond hem zijn bijzondere zegen. Hoe kwam het dat deze man, één van de meest invloedrijke en veelbetekende persoonlijkheden werd van de Kerk? 


Monsieur Vincent : zijn leven

Het leven van Vincent de Paul (1581 – 1660) verliep niet rechtlijnig. Al noemde hij zich later wel eens – niet zonder humor – een boer of een arme varkenshoeder, zijn stijgen op de maatschappelijke ladder ging niet gepaard met het besef solidair te willen zijn met de verdrukten in de samenleving. Het besluit priester te worden, nam hij juist omdat het voor hem in de gegeven omstandigheden de enige manier was om te ontsnappen uit de benepen sociale omstandigheden waarin hij was geboren.


Zijn avontuurlijke weg gaat van het kleine dorp Pouy in Zuid-Frankrijk via de provinciehoofdstad Dax, de universiteitsstad Toulouse, Marseille, een tweejarige gevangenschap in Tunesië, Avignon en Rome naar de plaats van zijn belangrijkste werkzaamheden, Parijs. Die weg lijkt hem in eerste instantie dichter bij zijn doel te brengen. Maar steeds sterker dringt zich de vraag aan hem op wat nu zijn eigenlijke drijfveren zijn, tot hij in overgave aan God tot innerlijke vrijheid komt door hulp te gaan bieden aan mensen die in nood verkeren : galeislaven, vondelingen, bedelaars, verwaarloosde jeugd, zieken, krankzinnigen, vluchtelingen en ontheemden.

Door zijn ontmoeting met de priester Pierre de Bérulle, die zijn stempel drukte op de spiritualiteit van zijn tijd, vindt hij de formule voor zijn leven : het leven voortzetten van Jezus die door God naar de armen gezonden was; een mystiek die zich niet manifesteert in beschouwelijke rust maar in het praktisch handelen.

Vincent de Paul nam stelling tegen het Jansenisme, schudde de decadente clerus wakker, trekt prekend door het hele land, maant tot inkeer en roept op tot daadwerkelijke naastenliefde. Grote sommen geld die hij van de bezittende klasse weet los te krijgen, verdeelt hij, er altijd op uit de armen van hun armoe en de rijken van hun egoïsme af te helpen.

Om nog meer mensen te kunnen bijstaan sticht hij de Dochters van Liefde en de Priesters van de Missie (Lazaristen genoemd naar het moederhuis in Parijs, de priorij St. Lazare).

Daarnaast ontwerpt hij statuten, werkt documenten uit, stelt orderegels op en schrijft brieven tot diep in de nacht. (1)

(1) uit : Van liefde en gerechtigheid; Vincent de paul, Otto Schnelle, uitgeverij J.H. Gottmer, Haarlem, 1981


Monsieur Vincent : zijn krachtlijnen

Wat bij Vincentius opvalt als men de ontwikkeling van zijn leven en de aard van zijn geestelijk leven beschouwt, is dat alles bij hem levende geschiedenis blijft. Bij weinig heiligen vallen leer en leven, geloof en ervaring, liefde en feiten zo indrukwekkend samen. Het hoogste wordt voor hem bijna nuchtere praktijk


De kern van het geestelijk leven van Vincentius was van mystieke aard; maar de beleving van die kern kreeg haar gestalte van uit een doorslaande vooringenomenheid voor de concrete liefdadigheid
De bekering van Vincentius was de innerlijke overgave aan God die alles is. Het God eerst en God alles wordt het geheim én van zijn diep en duurzaam gebedsleven én van zijn liefdadigheid.

De leidraad en de onverwoestbare veerkracht van de bedrijvigheid van Vincentius was de heilige wil van God. Over niets spreekt hij zo herhaaldelijk als over de gelijkvormigheid aan Gods wil. Telkens weer herhaalt hij dat refrein in zijn talloze brieven.

Hij besteedde veel tijd aan het gebed en de meditatie. Het ene vloeide in het andere. De kern van beide was de vereniging met God. “ Het inwendig leven is nodig; daar moet ge naar streven. Komt men daar aan tekort dan komt men aan alles tekort.”

De voorzichtigheid van Vincentius had niets weg van lusteloosheid of onvermogen om te besluiten. Ze was een soort inwendige eenvoud die, vol eerbied voor Gods wil, de opdringerigheid van de kleine eigenbelangen uitsloot. Hij bezat de zachte beslistheid die niemand afstootte. De eerbied voor de medemens maakte hem zo beheerst in de omgang dat hij steeds voorkomend was, vriendelijk, fijngevoelig en kies in woord en gebaar. Van temperament was hij levendig en vinnig maar uit achting voor de ander bleef hij steeds kalm en waardig.

Vincentius was ontwapenend deemoedig. Hij cijferde zichzelf geheel weg in denken en handelen. De dienstgedachte heeft gezegevierd over heel zijn leven en alle neiging tot eigendunk gedoofd.

“De armen, onze meesters.” Met deze woorden sprak Vincentius vol heilige eerbied over de armen. Hij werd letterlijk, mede - lijdend met de armen. Hij had de armen lief met vindingrijke hartstochtelijkheid. Zijn genie om te organiseren heeft zich voor de armen in alle richtingen en in alle vormen ontplooid. Hij had verering voor de armen en misdeelden vanuit het mysterie van God. Van uit zijn “God eerst” zijn de armen de grote voorliefde van zijn leven geworden.


Monsieur Vincent : brengt tot nadenken …


“Het is uit heel mijn hart, mijn Verlosser, dat ik U bemin, 
en daar ik U niet kan beminnen zoals Gij verdient, 
offer ik U de Liefde die de Vader voor U heeft.”

“Leef vanuit een diepe innerlijkheid. God die het binnenste is van elke daad die we stellen, maakt goddelijk wat wij menselijker maken.”


“Mocht God ons hart vertederen voor de mensen in nood.”

“Bejaarde zusters hebben hun zending. Ze kunnen misschien minder ‘doen’ maar ze kunnen andere dimensies van mens – zijn tot ontplooiing laten komen.”

“Slecht spreken van iemand gaat eerst langs Christus om en treft dan slechts degene van wie men gesproken heeft.”

“Het is niet genoeg vriendelijk te zijn met buitenstaanders. Het is vooral met onze medezusters dat we liefdevol moeten omgaan. Zo wij niet eerbiedig en zacht zijn met elkaar, is dit een teken dat we mekaar ook geen echte liefde toedragen.”

“Ik ben waarachtig niet alleen gezonden om God lief te hebben, maar om Hem te doen liefhebben. Het is voor mij niet voldoende God te beminnen als mijn naaste Hem niet liefheeft.”

“Het omgaan met de zieke vergt niet alleen geduld maar ook hartelijkheid. Het is dus aan de Heer dat u dienstbaar bent als u een zieke verzorgt.”

“Liefde is de naam die gij draagt en ze blijft niet beperkt tot enkele daden. We hebben dezelfde taal gehoord, de taal van de liefde. Doet dat ons niet samenvloeien in één gemeenschap.”

“Het is opvallend dat klein, nauwelijks ontwikkelde mensen zo zuiver kunnen geloven, zo direct weten waar het eigenlijk op aan komt. Het ware geloof vind je onder de armen.”

Vergelijkbare artikelen

In het jaar 1833 schonk Pieter-Maximiliaan De Vloo bij testament...
Dit wapenschild is het herkenningsteken van onze religieuze gemeenschap. Vermoedelijk...
"Den 7 maart 1849 zijn Zuster Benedicta, Zuster Elisabeth, Zuster...