Professie
Na het noviciaat worden de kandidaten in de congregatie opgenomen door het afleggen van tijdelijke geloften. Deze worden eerst afgelegd voor drie jaar.
Door het doopsel werden de religieuzen God toe geheiligd. Door de professie wijden zij zich inniger aan God toe, zodat zij op een nieuwe dienst van God worden gericht. Deze toewijding is in de Eucharistie te beleven. De eerste professie moet een totale overgave aan God zijn. Alleen de geloften zijn tijdelijk, maar ze worden afgelegd als een blijvend antwoord aan God.
Zusters met tijdelijke geloften zijn onderweg naar hun levensprofessie. Hun liefde groeit naar dat “verbond in liefde”. De nodige vorming zal in die jaren gebeuren door verder onderricht, maar vooral door het religieuze leven zelf : gebed, arbeid, apostolaat en het stille en eenvoudige leven voor God in een gemeenschap van zusters. Zo worden zij voorbereid op een voor zichzelf en voor de Kerk verantwoorde professie voor het leven.