Opname

Iedere roeping heeft haar eigen voorgeschiedenis. Vaak vragen jonge mensen ons: “ Hoe weet je dat je geroepen bent?” Wees ervan overtuigd dat God jou een teken zal geven, een moment van genade waardoor je zal weten dat je geroepen bent. Eén belangrijk kenmerk hiervan zal zijn dat Hij jou vreugde zal geven.

Een roepingsgeschiedenis kent vaak 4 opeenvolgende fasen:

• Gods roepstem 
  Roeping begint altijd bij God. Je roeping komt niet van jezelf. De Heer Jezus heeft zijn blik op jou gericht. Hij heeft je hart geraakt.

• Strijd om de roeping 
  Het is normaal dat die goddelijke uitnodiging in je zwakke, menselijke natuur weerstand oproept. Je begrijpt niet onmiddellijk dat ze liefde is. Je vecht enige tijd tegen die stille, inwendige stem want spontaan heb je gevoeld dat je één en ander zal moeten loslaten en … de wereld is aantrekkelijk. 
  Er gaan veel roepingen verloren in de betovering van welvaart en comfort. Veel jonge mensen durven de sprong van de liefde niet wagen of durven de tegenstand van de omgeving niet aan.

Toch is de nood groot aan heilige religieuzen !

• Het gelukkigmakend jawoord 
  Eenmaal dat je eerlijk en in wederliefde aan Jezus je innerlijk jawoord hebt gegeven, komt in je hart een intens geluk. Je leven wordt anders. Je bereidt je voor op een godgewijd leven.

• De concrete keuze 
  Dan komt de vraag : in welke vorm van religieus leven en in welke congregatie zal ik mijn roeping beleven ? Wanneer je eerlijk biddend de wil van de Heer zoekt, rekening houdt met je persoonlijke aanleg, ernstig uitkijkt en te gepaste tijde contact zoekt, kom je met die vraag wel klaar. 

Je mag met ons leven en werken als postulante gedurende een jaar. Deze tijd is vooral bedoeld om te wennen aan de nieuwe situatie. Je krijgt de gelegenheid om ons van meer nabij te leren kennen. 
Indien je het verlangen uitdrukt om te blijven, word je novice. Gedurende de noviciaatstijd maak je verder kennis met het religieuze leven. In de eerste plaats zal je meer en meer Jezus liefhebben en Hem als eerste beminnen. Je bereidt je voor om met hart en ziel te kunnen leven in armoede, gehoorzaamheid en zuiverheid. 
Daarna mag je vragen om tijdelijke geloften af te leggen. Dit “tijdelijke” beleef je echter als “eeuwig”. Je wordt meer en meer ingeschakeld in het apostolaat vanuit een diepe vereniging met je Bruidegom Christus. 
Je mag je dan voor eeuwig toewijden aan God en aan zijn Kerk. Je krijgt zowat alles samen 6 jaar de tijd om je voor te bereiden op die totale gave ... in goede en kwade dagen.